Wat als…een festival de basis is?
Komt een festival in aanmerking voor een bovenlokale projectsubsidie? Het idee leeft van niet, maar dat beeld klopt niet helemaal. Projectsubsidies zijn wél mogelijk — niet voor het reguliere festivalgebeuren, maar wel voor acties die vernieuwend zijn, het festival flankeren of laten groeien.
Maar hoe maak je van een festival een écht bovenlokaal project? Vertrekkend vanuit respectievelijk een beeldend kunstenparcours, theater- en muziekfestival zochten én vonden Eric Bracke (Kunst & Zwalm), Koen Haagdorens (VOLT) en Lennart Janssen (AFF) elk een unieke ingang naar een bovenlokaal projectverhaal.
Hoe zorg je ervoor dat een festival een vernieuwend bovenlokaal project wordt?
Eric (Kunst & Zwalm): “Onze tweejaarlijkse (biënnale) kunstroute in de Zwalmstreek omarmt de kracht van locatiegebonden kunst. De kunstenaars bedenken na het verkennen van de omgeving wat ze ter plaatse kunnen creëren, eventueel in samenwerking met de bewoners. Door in elke editie met nieuwe curatoren en kunstenaars of -collectieven te werken, blijven we onszelf telkens opnieuw (her)uitvinden. Elke nieuwe partner brengt immers andere inzichten, een diverse aanpak en dito publiek met zich mee.
Ook het thema is telkens anders en reikt verder dan louter de kunsten. Zo lanceerden we in 2025 – naar aanleiding van het thema ‘grond’ - de actie Kunst & Zwalm zoekt grond. Daardoor ontstonden speculaties over wat we gaan doen met die grond en werd er meteen ook nagedacht over wat grond eigenlijk is. Alle mogelijke betekenissen kwamen aan bod, waardoor we ook vlot linken konden leggen naar andere sectoren. Zo organiseerden we bv. een debat met landbouwers en natuurverenigingen rond het thema. Die cross-sectorale, interactieve aanpak heeft ervoor gezorgd dat we voor drie edities een bovenlokale projectsubsidie verkregen.”
Koen (VOLT): “Bij VOLT (een gloednieuw theaterfestival, exclusief gewijd aan voorstellingen waarbij kinderen en jongeren op scène staan) ligt de focus op cocreatie. De rijke traditie die Vlaanderen daarin heeft, wilden we graag eens gebundeld tonen. Dus sloegen we met hetpaleis (Antwerpen), BRONKS (Brussel) en KOPERGIETERY de handen in elkaar. Vanaf 2025 tonen we de voorstellingen eenmaal per jaar, alternerend per stad. We geven ze een podium, maar creëren ook ruimte voor reflectie.
Zo brengen we tijdens VOLT TALKS artiesten, gezelschappen en producenten samen om ervaringen uit te wisselen, methodieken te vergelijken en de productionele voorwaarden voor kwaliteitsvolle cocreatie in kaart te brengen. Want werken met jongeren in een professionele context vraagt een doordachte aanpak. Zo maken we van VOLT niet alleen een artistiek vernieuwend festival, maar ook een gedeelde leerplek waar kennis wordt gedeeld en de sector dichter bij elkaar komt. Want velen zien wel wat de ander doet, maar weten niet hoe. Die dialoog willen we tijdens dit project graag initiëren en versterken.”
“VOLT is niet alleen een artistiek vernieuwend festival, maar ook een gedeelde leerplek die de culturele sector dichter bij elkaar brengt. Want velen zien wel wat de ander doet, maar weten niet hoe. Die dialoog willen we initiëren en versterken.” – Koen Haagdorens
Lennart (AFF): “Ons Absolutely Free Festival (een gratis tweedaags muziekfestival voor avontuurlijke geluiden uit alternatieve marges in Genk) zet permanent in op ontdekking, duurzaamheid en doorgedreven experiment. Die vernieuwende lijn trekken we ook in het verlengde van het festival door, via de bovenlokale projecten. Zo hebben we naast ons festival nu ook een concert- en clubwerking, en zetten we ons ook in voor maatschappelijk kwetsbare groepen.
Met AFFectie creërden we een jaarkaravaan die avontuurlijke en alternatieve muziek een podium biedt op unieke locaties in de regio. Via nAFFt betrokken we anderstalige nieuwkomers en vluchtelingen als vrijwilligers bij de organisatie, om zo ook maatschappelijke impact te genereren. En met Club AFF onderzoeken we een toekomstbestendig model voor een muziekclub in Limburg. Sinds de stopzetting van de Muziekodroom in Hasselt heeft Limburg immers geen structurele popmuziekwerking, noch een muziekclub. Die leemte willen we graag opvangen. Dankzij de subsidies krijgen we de kans om in drie seizoenen stevige fundamenten te leggen voor een hopelijk duurzame muzikale toekomst.”
Hoe vul je het bovenlokale karakter van een festival in?
Koen: “VOLT reist tussen Antwerpen, Brussel en Gent en overstijgt zo de lokale grenzen. De samenwerking tussen BRONKS, het paleis en KOPERGIETERY zorgt bovendien voor een brede spreiding van expertise en publieksbereik. Daarnaast fungeert VOLT als motor voor cocreatieve podiumkunsten in Vlaanderen. Ook buiten de data van het festival zetten we in op reflectie en interactie. En op langere termijn willen het festival graag een internationale uitstraling geven. Maar daar zijn we nu nog niet aan toe.”
Eric: “Dergelijk groeimodel is voor Kunst & Zwalm niet mogelijk. Onze kunstenroute beperkt zich tot de Zwalmstreek. Het startpunt van de wandeling, het parcours en het thema wijzigen wel telkens weer, maar daar stopt het. Het feit dat we in een landelijke regio actief zijn, met soms een kerkje met amper 20 parkeerplaatsen als vertrekplaats, maakt ook dat we gelimiteerd zijn, waardoor we er nooit een mega-event van zullen maken. Als vrijwilligersorganisatie zijn onze tijd en middelen bovendien beperkt.
Om het bovenlokale karakter te voeden, komen onze curatoren telkens weer uit een andere hoek, met kunstenplatform PLAN B uit Gent (2025), Manoeuvre uit Gent en Nadine uit Brussel (2023), en het Gentse artist-run kunstenplatform croxhapox (2021). Allen selecteren ze kunstenaars van binnen en buiten de streek die verschillend omgaan met het aangereikte thema. Doordat we al sinds 1997 actief zijn, hebben we intussen een trouw bovenlokaal publiek uitgebouwd. Buiten een advertentie in gespecialiseerde tijdschriften, een communicatie in de lokale bladen, en flyers en affiches in de grote steden kunnen we weinig ondernemen.”
“We zien festivals als een soort microsamenleving; een tijdelijke ruimte waarin je kan experimenteren met nieuwe systemen.” – Lennart Janssen
Lennart: “Projecten zoals Club AFF verkennen structurele oplossingen voor het gebrek aan een vaste muziekclub in de regio en creëren bovenlokale kansen voor talentontwikkeling en duurzame infrastructuur. Het Absolutely Free Festival richt zich dan weer op een Vlaams en euregionaal publiek, met een stevige verankering in Limburg. Aangezien bv. Maastricht maar op een half uurtje rijden ligt, gaan we ook op zoek naar artiesten van over de grens die binnen het profiel van ons festival passen. Zo maken we de programmatie ook interessanter en aantrekkelijker voor de Nederlandse bezoeker, en kunnen we een ruimer publiek bereiken.
Een drempel is wel het gebrek aan degelijk openbaar vervoer in de omgeving van het festival. De laatste bus tussen Genk en Hasselt rijdt op vrijdagavond reeds om 23 uur. Dat is wel jammer. Maar we zijn als organisatie niet groot genoeg om extra treinen of bussen te bekomen van de NMBS of De Lijn.”
Hoe betrek je andere sectoren in de organisatie van je festival?
Lennart: “Bij AFF zijn we radicaal sociaal. Met nAFFt begeleiden we anderstalige nieuwkomers naar een vrijwilligersrol in de festival- en concertwereld. Ze starten met een taalbad bij LIGO en doen daarna praktijkervaring op bij festivals als Genk on Stage, Release Festival en AFF zelf. Achter de bar, op het podium of in het fototeam bouwen ze hun Nederlands en netwerk op, en ontwikkelen ze sociale en professionele vaardigheden. Veel deelnemers blijven achteraf ook actief binnen AFF. Sommigen vinden zelfs hun eerste job in de cultuur- of horecasector. Dit project vond intussen trouwens onderdak binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk, waardoor we het verder kunnen uitbouwen.
We zien festivals als een soort microsamenleving; een tijdelijke ruimte waarin je kan experimenteren met nieuwe systemen die achteraf weerklank kunnen vinden in de ruimere maatschappij. Zo lanceerden we als eerste festival herbruikbare bekers - vóór die gemeengoed werden - en introduceerden we ‘lege batterijen als inkomgeld’ in samenwerking met Bebat. Daarmee koppelen we duurzaamheid aan sociale toegankelijkheid.”