Onderbenutte ruimte als hefboom voor ontmoeting
Tekst / Inge Van de Walle / mei 2025
Een gesprek met Eva De Baerdemaeker van PLEK-WERK
Drie kwartier praten met Eva De Baerdemaeker over het potentieel van onderbenutte ruimtes, en je hebt genoeg materiaal voor een boek. We geven je alvast die sterke inzichten mee waarmee je ook in de cultuursector aan de slag kunt.
Eva startte PLEK-WERK met een duidelijke missie: onderbenutte ruimte inzetten als motor voor maatschappelijke innovatie. Eerder werkte ze rond cultuureducatie bij Cultureghem, waar ze met mobiele keukens nieuw leven blies in op de onderbenutte ruimte van Abattoir, het grote overdekte plein naast het slachthuis van Kuregem in Anderlecht. Daarna was ze als adviseur Brusselbeleid bij het voormalig Vlaams minister van Brussel Benjamin Dalle betrokken bij Broedplekken en het project Art.is.t.Care, een project tussen kunst en zorg.
Vandaag bouwt ze vanuit PLEK-WERK bruggen tussen kunstenaars, socioculturele sector, jeugdwerk, sport, onderwijs, welzijn, bedrijven én beleid. Eva ontdekt een plek en gaat van daaruit aan de slag, met wat er is en wat nog mogelijk is. Ze gelooft niet in wachten tot alles klopt, tot een overheid het juiste kader biedt, wel in initiatieven, klein of groot, van onderuit die verandering op gang brengen.
Van klaslokalen naar publieke ruimte
“Het begon voor mij met het verbinden van mensen uit verschillende sectoren,” vertelt Eva. Ze werkte tien jaar in het onderwijs en 1 jaar met een detacheringsopdracht bij Canon Cultuurcel. Daar ondervond Eva hoe krachtig het is om met je klas naar buiten te trekken. En wat er gebeurt als scholen gaan samenwerken met culturele actoren.
Ook bij Cultureghem speelde haar nieuwsgierigheid: “Wat mij daar aantrok was het onderbenutte potentieel van die plek. Er was ruimte zonder functie, dus iedereen kan daar zijn eigen ding van maken. Dat biedt veiligheid."

Een plek zonder vastgelegde bestemming
Cultureghem vertrok vanuit de ambitie om ruimte beschikbaar te stellen voor andere organisaties uit de buurt. Vijftien jaar geleden was dat idee van ruimte delen nog helemaal niet vanzelfsprekend. Mensen dachten: ‘Wat willen jullie van mij? Waarom zou ik zomaar iets krijgen?’ Er was argwaan. Zeker met een private partner als NV Abattoir aan haar zijde. Iedereen ging ervan uit dat er ergens toch een verdienmodel achter zat.
De oplossing? Zelf iets doen, zichtbaar aanwezig zijn. “Als er nog geen smoel is voor een ruimte, blijft het doel vaag. Daarom begonnen we met de mobiele keukens. We vertrokken vanuit de markt – daar zijn mensen, daar is beweging. Die mensen zijn daar vrijdag, zaterdag en zondag 100.000, elke week opnieuw. Waarom zijn die daar niet op de andere dagen? Wat hebben zij nodig? Van daaruit zijn we de plek gaan invullen. We wilden vertrekken vanuit een reële nood, niet vanuit wat wij dachten dat de ideale invulling zou zijn. Eten werkt altijd. We moeten het niet te ingewikkeld maken.”

De rol van verbeelding in ruimtetrajecten
Volgens Eva is dat precies waar de kunsten hun kracht tonen. “De grootste kracht van kunst voor ruimte is verbeelding. Niet herhalen wat er al is, maar verkennen wat er nog zou kunnen zijn. Maar dat vraagt wel dat de invulling van een ruimte in dialoog gebeurt. Anders wek je verwachtingen die je niet kan waarmaken.”
Ze waarschuwt voor kortstondige artistieke interventies zonder vervolg. “Dan wek je hoop, je laat mensen dromen, en je laat niets achter. Zo'n methode is niet duurzaam, je bouwt geen vertrouwen op. Als je dit te vaak herhaalt, is het vertrouwen weg. Ik denk dat dat echt wel een grote valkuil is van zo'n project. Daarom geloof ik in partnerschappen. Kunst en cultuur moeten duurzaam samenwerken met andere sectoren. Dat maakt iedereen sterker.”
Tussen vrijheid en structuur
Samenwerking over sectoren heen vraagt afstemming, ook over geld. “Kunstenaars hebben vrijheid nodig en dat begrijp ik. Ze willen zich niet laten instrumentaliseren. Maar ook andere sectoren hebben te maken met financieringskaders, inspecties, verantwoordingen.”
Eva noemt het voorbeeld van welzijn en kunst. “De ene werkt met structurele financiering, de ander vaak met projectsubsidies om nieuwe sporen te verkennen. Dat botst. Dus je moet twee gesprekken tegelijk voeren: Waarom vinden we elkaar in de uiteindelijke doelstelling van het project? Die beide sporen zijn de start van een goed gedragen project. Zeker als het over het invullen van een plek gaat.”
PLEK-WERK als methodiek: van scan tot DNA
Met PLEK-WERK ontwikkelde Eva een aanpak die vertrekt vanuit observatie. “De eerste drie maanden op een nieuwe plek noem ik de PLEK-scan. Ik kijk hoe ruimtes worden gebruikt, wat medewerkers voelen, waar bewoners van dromen, ik wandel rond in de buurt. Het is een soort SWOT-analyse, maar dan menselijk.”
Daaruit groeit het ‘PLEK-DNA’: een gedeelde identiteit, ontstaan uit de verhalen van mensen die er al zijn. “We gaan kleine interventies uittesten, experimenteren. Dat moet in een veilige context kunnen. Als iets niet werkt, is dat niet erg, dan wordt het geschrapt. Wat werkt, houden we vast.”
Eva werkt momenteel samen met Vulpia, een commercieel woonzorgbedrijf. “Sommigen schrikken daarvan, maar ik kijk naar de mens. Of dat nu een CEO is of een nieuwkomer zonder dak boven het hoofd – wat telt is: wil jij iets doen? Hebben we voldoende raakvlakken om samen iets te bouwen?”
“Wat ik doe in de context van de woonzorgcentra, is niet beoordelend. Ik ga geen kritiek leveren op het zorgpersoneel of op de mensen die elke dag daar met hart en ziel met vaak kwetsbare mensen werken. Ik kijk gewoon samen met hen naar wat er nog niet is en wat er eventueel bij zou kunnen komen om het geheel te versterken. Dus ik praat met bewoners, met zorgpersoneel, met de directeurs en met het directieteam, maar ook met de poetsploeg en het keukenpersoneel, om te zorgen dat iedereen mee is.”
Kunstenaars als bewoners, geen passanten
Een voorbeeld van hoe Eva met PLEK-WERK ruimte opent voor kunst in een sociale context, is het Brusselse woonzorgcentrum Mettewie. Daar werkt op dit moment kunstenaar Sarah Michielsen in residentie. “Ze heeft een atelier in een lege kamer. Ze komt in contact met bewoners via fotografie en vilt. Er zijn één-op-één gesprekken, collectieve werksessies.”
Maar die openheid heeft ook duidelijke afspraken nodig. Kunstenaars krijgen geen atelier voor zichzelf alleen. “Er moet interactie zijn. De ruimte is geen gratis atelier, het is een gedeelde plek. Dat vraagt een intake: delen we dezelfde missie en visie? Streven we dezelfde maatschappelijke impact na?”
Permanente tijdelijkheid als kracht
PLEK-WERK vertrekt vanuit het principe van ‘permanente tijdelijkheid’, met het accent op permanentie. Eva maakt daarbij een duidelijk onderscheid tussen onderbenutting en leegstand. “Onderbenutte ruimte is mijn focus. Juist omdat ik wil vertrekken van een plek waar al iets gebeurt. Als je daar iets probeert en het lukt, moet je wel kunnen blijven. Bij leegstand is het een heel andere methodiek. Daar zijn anderen mee bezig en dat vraagt een andere expertise die ik niet ambieer.”
Haar aanpak begint met kijken en luisteren: wat gebeurt hier al? Welke activiteit is aanwezig, wie gebruikt de ruimte, en hoe kan dat versterkt worden? “Ik vind het heel fijn om eerst te kijken wat er al is op een plek. En van daaruit kun je wat er al is versterken en voor een stuk ook actualiseren en verduurzamen. Die open blik binnenbrengen.”
Onderbenutting is volgens haar niet per definitie een probleem, maar wel een kans — zeker in een tijd waarin steeds meer mensen op zoek zijn naar ruimte. “Iedereen is zo een beetje op zoek naar die speelruimte, die open ruimte. [...] En toch voel je daar ook wel die nood om een soort van third space te creëren, een laagdrempelige ontmoetingsplek. [...] Moeten we geen onderbenutting creëren om juist tegemoet te komen aan de vragen die er vandaag allemaal nog zijn?”
In veel leegstandprojecten is het anders. Daar weet je op voorhand dat het tijdelijk is, of dat nu één jaar is of vier. “Of je praktijk nu heel groot is of heel slecht, het eindigt allemaal op datzelfde moment.”
Eva is blij dat meer tijdelijke projecten vandaag durven nadenken op lange termijn, het gesprek aangaan met eigenaars om ook binnen ontwikkelingen een permanente plek te verankeren. Zelf vertrekt ze liever vanuit een ruimte die al bestaat. “Ook als een experiment niet werkt op een bepaalde plek, is het waardevol: het netwerk dat ontstaat kan helpen om een andere plek te vinden waar het wél kan. En als het werkt, dan blijf je gewoon.”
Te laat betrekken = gemiste kans
Te vaak worden welzijns- of jeugdorganisaties pas op het einde van een kunstproject betrokken, bijvoorbeeld om ‘doelgroepen aan te leveren’. “Elke welzijnsorganisatie of jeugdorganisatie heeft weleens een telefoon gekregen met de vraag: ‘Ik heb jongeren nodig of ik heb deze doelgroep nodig... Willen jullie meedoen?’ [...] Maar in plaats van die telefoon is het handiger om in dat gesprek te vragen: kunnen we niet samenwerken en kunnen we niet samen een project opstarten van bij de start?”
Het delen van ruimte is in dat opzicht niet zomaar een logistieke oplossing, maar een uitnodiging tot partnerschap. Wanneer kunstenaars en welzijnswerkers letterlijk dezelfde plek delen, ontstaat er meer ruimte voor ontmoeting, uitwisseling én gedeeld eigenaarschap over een traject. De doelgroep is dan geen ‘middel’, maar actief betrokken vanuit een gedeelde context. “Het is geen filantropie dat we aan het doen zijn met ruimte. Het is echt evenwaardigheid gaan zoeken naar elkaars sterktes.”
Die nood aan gelijkwaardigheid wordt extra duidelijk wanneer kunstenaars samenwerken met welzijnsorganisaties. De mensen die er werken staan onder druk, met beperkte middelen en een dagelijkse verantwoordelijkheid voor de meest kwetsbaren. “Ik werk met mensen die sowieso altijd het welzijn van die bewoners op de eerste plaats stellen. Als daar dan een kunstenaar binnenkomt die zegt: ik moet hier al mijn vrijheid hebben. En ik werk van 9 tot 10 bijvoorbeeld. Terwijl dat net het moment is dat heel veel mensen moeten gewassen worden, eten moeten krijgen. Dan moet je in dialoog. Anders werkt het niet.”

Eén plus één is wél drie
Samenwerking over sectoren heen brengt volgens Eva veel potentieel, maar ook praktische obstakels met zich mee. Verantwoordelijkheden zijn niet altijd helder, budgetten zijn versnipperd, en logica’s tussen verschillende sectoren verschillen.
Dat leidt tot terughoudendheid, zelfs bij mensen die openstaan voor samenwerking. Wat ontbreekt, zijn vaak de juiste tools, een gedeelde taal en de beleidsruimte om mee te bewegen. “Ik denk dat er echt mensen zijn die ruimte willen delen, maar de tools niet in handen hebben om het te gaan uitleggen. En dat gaat dan natuurlijk ook over financiering.”
Eva pleit voor creativiteit, een open houding, en beleidsmakers die ruimte laten om buiten de lijntjes te kleuren. “Af en toe moet je wel buiten die begane paden gaan. [...] Er is een beetje goodwill nodig bij de administraties die de aanvragen en verantwoordingen binnenkrijgen. Maar het is gewoon geen optie meer om dat niet te doen. [...] Het is echt een verhaal van: ofwel doen we het samen, ofwel doen we het niet.”
Samen lukt het wél
Eva’s boodschap is eenvoudig, maar krachtig:
“We moeten op het terrein elkaar blijven vinden. Blijven praten. Beginnen binnen de kaders die er zijn. En dan vragen stellen: kan dit anders? Kan dit beter?”
Wachten op het perfecte moment heeft geen zin.
“Ik kijk vooral naast mij. Wat hoor ik? Wat zie ik? Wat kan ik veranderen? En als je een kiezel kan verleggen, doe dat dan gewoon.”