De ervaren blik – “Cultuur is een basisbehoefte”
“Als sociaal werkers moeten we meer de reflex maken: wat zit er onder de nood aan basisbehoeften? Kleine culturele insteken kunnen heel betekenisvol zijn.”
Op een late zomerdag in augustus maakt Kaat Hermans tijd voor ons. Later die dag moet ze nog even aan Straatwijs werken, de straatkrant van Gent. De krant geeft de mens op straat een gezicht. Kaat kent die gezichten maar al te goed, ze werkte vier jaar als straathoekwerker in Gent. Ze spreekt dan ook over ‘onze gasten’, haar mensen die ze niet zozeer een stem, wel een forum wil geven. Ook in haar huidige job als signaalwerker voor de stad Gent.
“Dat is de sterkte in mijn werk, dat ik mij goed kan inleven in hoe het voelt voor de mensen aan de onderkant. Omdat je constant met hen in contact komt en naar hen luistert. Wat betekent het om het gevoel te hebben dat je keihard moet vechten om te overleven, laat staan om gezien te worden? Wat doet het met een mens om telkens weer op een stigmatiserende manier in beeld te komen als ex-gedetineerde, huidige junkie of alleenstaande mama?”
Tekst / Inge Van de Walle
Foto’s / © Jeroen Adriansens
Portret Kaat / © Brecht Van Maele
Wie heeft cultuur nodig?
Hoe belangrijk is cultuur voor mensen wiens basisbehoeften amper ingevuld zijn? Kaat Hermans bekijkt cultuur door de bril van mensen die zich niet meteen verbonden voelen met cultuur met de grote c.
“In het Gentse wordt wel aan veel basisbehoeften voldaan. Er is nachtopvang, al is die niet altijd toegankelijk. Er zijn nachtpatrouilles die nagaan of iedereen een slaapplek heeft of ze iets anders nodig hebben. Qua voedselvoorziening zijn er voedselpunten. Maar eigenlijk is cultuur ook een basisbehoefte.”
“Armoede heeft niet alleen te maken met basisbehoeften die niet ingevuld zijn. Armoede is ook: geen sociaal netwerk meer hebben. Vereenzamen omdat je geen geld hebt, omdat je je te beschaamd voelt, omdat je achterop hinkt bij alles wat er gezegd en bekeken wordt. Cultuur of ontspanning is het eerste waarop je bespaart. Tegelijkertijd is cultuur ook een onderdeel van hoe je jezelf opbouwt als mens.”
“Als sociaal werkers moeten we meer de reflex maken: wat zit er onder de nood aan basisbehoeften? Kleine culturele insteken kunnen heel betekenisvol zijn. Ik denk aan een straathoekwerker die met een gast naar de Van Eyck-tentoonstelling ging. Een man waar het niet goed mee gaat, die kampt met een zware verslaving. Bij die tentoonstelling leefde hij volledig op, hij vertelde honderduit. Zijn basisbehoeften waren op dat moment niet per se ingevuld, maar toch fleurde hij op. Zalig toch?”
Maak tijd voor mij
Cultuurwerkers en sociale werkers delen alvast iets: ze hebben weinig tijd om mensen te laten groeien. Te weinig tijd voor een goed gesprek.
Kaat: “Als je in cultuur met kwetsbare groepen werkt, dan kan je niet casten op basis van wat jij voor ogen hebt. Je moet ervan uitgaan: dit vlees hebben we in de kuip en de rest laten we groeien. Je moet niet op voorhand bedenken: we hebben een vrouwelijke acteur nodig met dit soort profiel. Je kan beter uitgaan van het potentieel dat er is op dat moment. Dat is het mooie aan straathoekwerk, dat je tijd krijgt voor mensen, dat je op hun tempo kan werken. Ook als iemand tien jaar verslaafd is, sta jij nog altijd aan zijn zijde. Er is geen script voor begeleiding, je groeit mee met de mens naast je.”
“We zijn heel snel in het invullen voor iemand anders: dat zal die niet willen, dat zal die niet kunnen. Dat is zowel bij cultuur als bij welzijn het geval. Mensen zijn echt wel in staat om aan te geven wat ze durven en niet durven. Toch als je ze wil leren kennen. Als je gewoon op een bankje gaat zitten, merk je hoe snel mensen hun verhaal vertellen. Je schrikt ervan hoe snel zo’n gesprek kan ontstaan. En eigenlijk is dat niet zo gek, we zijn allemaal op zoek naar verbinding, rust, vertrouwen, dat kan evengoed in een gesprek met een wildvreemde zijn. Cultuurwerkers hoeven geen sociaal werkers te zijn, om zo een gesprek aan te gaan.”
“Als ik bedenk waar ik het verschil kon maken als sociaal werker, dan gaat het heel vaak over iets dat de tijd heeft gehad om te rijpen. De gejaagdheid zit in alle onderdelen van de maatschappij. Mensen die niet meekunnen, worden dan als kwetsbaar en moeilijk hanteerbaar gelabeld. Terwijl de moeilijk bereikbare groepen waarmee wij aan de slag gaan ondersteuning nodig hebben. Die ondersteuning is vaak voorwaardelijk. Als je nuchter bent, als je die papieren in orde brengt, als je op dat uur naar daar komt, dan pas gaan we je helpen. Als er nu gewoon iemand de tijd had genomen om te luisteren. Je loopt dan wel een langer traject, maar je zou doorheen dit traject mensen beter kunnen vasthouden. Dan zit je niet in overleggen met tien sociaal werkers die elk een ander facet van een mens opvolgen.”
“Ik pleit niet voor eenheidsworst, maar ik hoop dat we voorbij de verbijzondering kunnen geraken. Dat werken met mensen met een beperking geen toeters en bellen meer nodig heeft.”
Hoe kunnen we welzijn en cultuur sterker verbinden?
Kaat: “De toekomst van cultuur en welzijn zou een beetje moeten zijn zoals de Dixi-toiletten. Nu is iedereen vol van genderneutrale toiletten. Maar Dixi-toiletten waren altijd al unisex. Ook in de cultuurwereld zou het vanzelfsprekend moeten zijn om diverse doelgroepen te betrekken en samen te werken met de welzijnssector. Ik pleit niet voor eenheidsworst, maar ik hoop dat we voorbij de verbijzondering kunnen geraken. Dat werken met bijvoorbeeld mensen met een beperking geen toeters en bellen meer nodig heeft. Het feit dat we die kwetsbare doelgroepen definiëren, is op zich ook al vreemd. Je kan van alle groepen een kwetsbare doelgroep maken. Iedereen is wel op een bepaalde manier een kwetsbare doelgroep.”
“Tegelijkertijd is het evenwicht zoeken tussen normaliseren en rekening houden met het bijzondere van mensen. Zo zijn er de Gantoise plantrekkers, de voetbalgroep van dak- en thuisloze mensen. Het is schipperen tussen een normaal sportaanbod organiseren en wat je van mensen kan verwachten. Verwacht je dat ze op tijd komen, op elke training aanwezig zijn? Wil je dat ze nuchter toekomen op training, wil je dat ze altijd de juiste tenue dragen… ? Wat mensen vragen, is hen te zien als een doorsnee deelnemer. Maar ook oog te hebben voor hun realiteit. De subtiliteit om daar mee om te gaan, zowel in welzijn en cultuur, moet aanwezig zijn. Je moet dit niet altijd expliciet benoemen, je kan bijvoorbeeld ook voor iedereen een verse tenue meenemen.”
“Cultuurhuizen zijn zich ook meer en meer bewust van hun verbindende functie. Dat geeft hen de goesting om met meer verschillende mensen het gesprek aan te gaan. Tine, De publiekswerker van VIERNULVIER (het vroegere Vooruit) of Guus van Bij’ De Vieze Gasten, die hebben ook die sociale insteek. Die doen meer dan ‘programmeren’: ze kijken naar mensen als mensen, en niet enkel als bezoeker of toeschouwer. De Vooruit heeft dat expliciet uitgesproken: ‘We willen terug een huis worden voor iedereen’. Ook in Oostende, in CC De Grote Post, heeft de publieksmedewerker nauw contact met de straathoekwerkers. Die gaat babbelen met de gasten op de trap van De Grote Post.”
Over onzichtbare lagen
Kaat: “Ik hoop dat de publiekswerkers de vraag terugkaatsen naar het bestuur in hun cultuurhuis: hoe kunnen we iets doen met die signalen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit echt een open huis wordt? Maar ook de vraag terugstellen aan wie ze ontmoeten. Hoe zou jij dat doen? Want vaak hebben mensen wel antwoorden op hun zelf gestelde vraag. De vraag stellen, is ze beantwoorden. Wat zijn voor jouw drempels? Hoe kunnen we daar iets aan doen? Want dat gaat over veel lagen waar je je vaak niet bewust van bent. Aja, bij jou is het vervoer. Of de babysit. Of Shakespeare die te ver van je bed staat.”
“Zo zijn veel van de mensen waarmee we werken, aangewezen op de leeszaal van de bibliotheek om daar te lezen. Want ze hebben geen adres en dus geen bibliotheekkaart. Een boek ontlenen lijkt zo makkelijk, maar dat is het niet voor iedereen. Deelnemen aan cultuur vraagt voor veel mensen een heel denk- en durfproces vooraf. Ze komen veel meer drempels tegen dan wij ons ooit kunnen inbeelden.”
“Hoe laagdrempelig ook, cultuurhuizen zullen nooit iedereen over de drempel krijgen. Het blijft een zoektocht om mensen met zo’n ticket naar cultuur te brengen. Ergens is dat normaal. Cultuur wil je delen. Ook inzetten op cultuurprojecten in de leefwereld van mensen, in de woonblokken, blijft belangrijk. Dan moet je niet noodzakelijk in een zaal gaan zitten. Je passeert en dan is daar ineens een portie cultuur. Dat outreachend werken is eigen aan de job als straathoekwerker. Je moet dus als cultuurwerker ook echt naar buiten durven komen en dat blijven doen.”
Kaat Hermans
Kaat Hermans rondde haar criminologiestudies af en startte in de sociale sector. Na werk in de jeugdzorg, nachtopvang en Project Leegstand in Gent was de toon gezet. Ze was klaar voor de stap die ze al jaren wou zetten: ze begon als straathoekwerker in Gent-Centrum.
Door haar passie voor structureel werk, vervelde ze tot signaalwerker binnen dezelfde dienst, bij Stad Gent. Ze werkt met haar gasten, collega’s en het beleid. Een zeer interessante en uitdagende spreidstand. Ze ondersteunt ook Straatwijs, de Gentse straatkrant en Straatpraat, podcasts met verhalen van collega’s en gasten. Ze schrijft regelmatig als columniste voor Sociaal.Net.
In alle dingen die ze doet, tracht ze zo goed mogelijk de kern van het sociaal werk uit te dragen: samen met de mensen, met oog voor verhalen en sterktes.