De blik van Anaïs — Wild.Lam. Over een zoektocht naar de onzichtbaren
In 2022 omarmen we de welzijnssector: wat als cultuur en welzijn elkaar meer zouden raken? Wat als ze meer zorg zouden dragen voor elkaar? Wat als ze elkaar zouden optillen? We ontmoeten elkaar, wisselen uit en vinden inspiratie voor warme verbindingen. We vullen ook de toekomst in, met enkele droombeelden. Maak kennis met de visionaire blik van Anaïs Van Ertvelde.
Ze zijn er niet
“Ze zijn er niet”, dat zegt M., mijn lief. Teleurgesteld legt hij de telefoon neer. De casting director heeft niemand kunnen vinden. “We willen echt heel graag”, zei ze, “maar zelfs Calvé Pindakaas is voor hun commercial met een meisje in een rolstoel naar het buitenland uitgeweken. Ze hebben die actrice bij een Zweeds bureau gevonden. Hier in Nederland heb je ze gewoonweg niet, jonge acteurs met een beperking.” M. merkt dat ik haast teleurgestelder ben dan hij. Er hangt een zwaarte tussen ons. We hebben elkaar beloofd van net dat nooit te zeggen.
“Ze zijn er niet.” Precies wat we te horen krijgen wanneer we in opiniestukken en tijdens panelgesprekken ageren tegen het feit dat er zo bitter weinig mensen met een beperking werkzaam zijn in de culturele sector. Achter de schermen maar ook ervoor. Terwijl ze, afhankelijk van hoe je telt, zo’n 15% van de bevolking uitmaken, schitteren mensen met een beperking op onze schermen, op onze scènes, vooral door afwezigheid. En dat is al jaren zo.
Eind jaren tachtig, begin jaren negentig groeide ik op in de coulissen. Ik had theaterouders en dat betekende dat ik op schoolvrije dagen mee naar repetities gesleept werd en tussen het pluche en de velours gedropt. Terwijl ik met een stapeltje boeken op de zwart geverfde planken zat – côté jardin -, observeerde ik wie er op het podium stond. Of liever, wie daar niet stond: lijven zoals het mijne en de verhalen die ze vertellen.
Waarom zijn we er niet?
Veel mensen in de cultuursector zijn oprecht begaan met het onderwerp maar weten niet waar te beginnen: “Ik, als regisseur, wil maar wat graag een getalenteerde actrice in een rolstoel voor deze rol. Maar ja, er studeert nu eenmaal niemand af aan de opleidingen.”
“Wij, als opleiding, willen niets liever dan een dove acteur-in-spe aannemen. Maar kijk, er verschijnt nooit zo iemand op de ingangsexamens.”
Waar de verantwoordelijkheid voor de afwezigheid van mensen met een beperking ligt, wordt steeds verlegd.
“Het probleem begint bij de middelbare scholen”, vertellen mensen mij. “Jongeren met een beperking komen niet in creatieve vooropleidingen terecht, maar worden van jongs af aan apart gezet in het bijzonder onderwijs. Zo ontwikkelen ze natuurlijk geen zelfbeeld als kunstenaar.”
“Het probleem is het openbaar vervoer”, vertellen mensen mij. “De ene jongen die hier schilderkunst kwam studeren, hield het niet vol omdat de NMBS zijn assistentie meer wel dan niet in de soep deed draaien. Als je elke dag een paar uur te laat komt in de les, kan je het wel vergeten natuurlijk.”
“Het probleem ligt bij de verzekeringen”, vertellen mensen mij. “Die vragen exorbitante bedragen om iemand met een chronische ziekte te laten meedraaien op de filmset.”
Al die dingen zijn waar. Mensen uit de cultuursector hebben geen ongelijk als ze erop wijzen dat zij maar een kleine schakel zijn in een lange, maatschappelijke keten van achterstelling en uitsluiting.
Maar wie ons zoekt…
“Dan gaan we ze zelf zoeken”, zegt mijn lief na enkele ogenblikken. “Over het hele land desnoods.” Hij legt zijn hand bemoedigend op mijn been. Hij weet hoe na me dit aan het hart ligt. “Dat doe je toch ook als je kinderen cast? Waarom dan niet voor mensen met een beperking?” M. is één van die mensen met een beperking die er in de cultuursector nauwelijks zijn. Bij mijn weten de enige regisseur in een rolstoel in de Lage Landen. Al betekent dat niet dat hij zijn eigen films in de art house cinema kan bekijken want filmhuizen zijn doorgaans niet toegankelijk. “Ik bel casting terug”, zegt hij met hervonden strijdlust in zijn stem. “Ik maak geen langspeelfilm over jongeren met een beperking zonder jongeren met een beperking.”
Die vindt?
“Ze zijn er, maar het is verdomme niet gemakkelijk om ze te vinden.” M. zit enkele maanden later samen met casting. En casting heeft het zwaar te verduren gehad. Ze moesten de gebaande paden verlaten. In plaats van met de cultuursector, namen ze contact op met de welzijnssector. Ze volgdeN netwerken van mensen met een beperking: “Ik belde rolstoelbasketbalclubs en revalidatiecentra, nam contact op met fysiotherapeuten, speciale scholen, instellingen en werkplaatsen, spamde de sociale media van organisaties voor de zorg en vertegenwoordiging van mensen met een handicap. Je hebt echt geen idee”, verzucht de casting director. “Maar kijk wat het ons gebracht heeft!”
Samen overlopen ze nog een laatste keer de lijst met de tien namen van het jonge speeltalent dat in de running is voor de hoofdrollen. En ze checken de reservaties voor de vakantiehuisjes – in een zorgvakantiekolonie uiteraard, waar geraak je anders binnen met jongeren met een beperking? M. wil geen normale casting doen.
“Zag je Crip Camp?”, vroeg hij z’n producers, z’n casting director. “Die voor een Oscar genomineerde documentaire over het zomerkamp voor gehandicapten dat in de VS mee het handicapsactivisme van de jaren zeventig in gang trapte. Zoiets wil ik ook. Laat die jonge mensen enkele weekends samen spelen ter voorbereiding van de film. En laat ze vooral elkaar ontdekken, wat hun handicaps voor hen betekenen, wat ze willen van de wereld, welke verhalen zij willen vertellen.”
Hoe hou je ons vast?
M. ploft naast me neer op de bank. Hij zoekt een manier om het rebelse en creatieve vuur dat hij tijdens die castingweekends bij zijn jonge acteurs heeft gezien, een blijvende plek te geven. En niet alleen maar in zijn film.
“Stel je voor dat we dit kunnen vasthouden, lief”, zegt hij me. “Ze zijn er, dat hebben we gezien. Wij waren er gewoon niet voor hen. Stel je voor dat ik een stichting opricht waarmee we jongvolwassenen met een beperking toeleiden naar de professionele acteeropleidingen.”
“Wild. Lam.”, suggereer ik. “Is dat geen toepasselijke naam?”
We zijn er, we zijn er!
“We zijn er, we zijn er!” Dat zegt M. Hij bladert door de papieren ter oprichting van een stichting. Volgend jaar wil hij eraan beginnen met zijn tien jongeren, met mensen uit de handicaps- en culturele sector. Mijn hart durft nauwelijks een sprongetje te maken. Heel de onderneming is nog zo kwetsbaar. Twee Nederlandse theateropleidingen doen mee voor de drama-expertise, de continuïteit en de materiële ondersteuning.
Al blijkt dat laatste niet altijd even gemakkelijk. Ze willen wel repetitielokalen aanbieden, maar zes rolstoelers op zes hoog, mag dat wel voor de brandveiligheid? Hoe kunnen we een plek vinden in een wereld die nooit voor ons gebouwd werd? Organisaties uit de welzijnssector doen mee. Zodat jongeren die veel zorg nodig hebben zonder ouders op stap kunnen, en voor de financiën natuurlijk. Al blijkt dat laatste niet altijd even gemakkelijk. Het kost geld dat er niet is, een plek vinden in een wereld die nooit voor ons gebouwd werd.
We zijn er natuurlijk nog helemaal niet. Opleiding en samenwerking over de sectoren heen is maar het prille begin. Maar opleiding en samenwerking is wel het prille begin. En dan volgt hopelijk een kleine revolutie.
“Hoe kunnen we een plek vinden in een wereld die nooit voor ons gebouwd werd?”
Wie is Anaïs?
Schrijver en historicus Anaïs Van Ertvelde is docent aan het KASK. Voor haar PhD-onderzoek aan de Universiteit van Leiden onderzoekt ze de representatie van gehandicapte lichamen in kunst, politiek en sociale bewegingen.
In haar podcast Vuile Lakens, en het gelijknamige boek uit 2017 (Uitgeverij De Bezige Bij), voert ze samen met schrijver Heleen Debruyne eerlijke gesprekken over seksualiteit.
Momenteel werkt ze aan een nieuw boek voor de Bezige Bij over handicap en crip.