welzijn
toekomstblik

De blik van Warda —  Altijd in crisis-modus staat toekomstperspectief in de weg

In 2022 omarmen we de welzijnssector: wat als cultuur en welzijn elkaar meer zouden raken? Wat als ze meer zorg zouden dragen voor elkaar? Wat als ze elkaar zouden optillen? We vullen ook de toekomst in, of schetsen de brandhaard. Lees het stuk van Warda El-Kaddouri en verbeeld die alternatieve wereld.

Ik ben een jonge dertiger, en sinds ik me kan herinneren gaat het niet goed met de cultuursector.

Het jaar dat ik mijn studie Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Gent startte, was het jaar van de wereldwijde financiële crisis. Tegen de tijd dat we afstudeerden, werd de zoveelste bezuinigingsronde in de publieke sector aangekondigd, met kunst en cultuur vooraan in de rij. Een ‘deftige job’ vinden was voor mijn generatiegenoten in die periode geen gemakkelijke opgave. Maar een job in de cultuursector? Dat was al helemaal ondenkbaar.

Ook in de jaren nadien was het beleidscredo besparen, besparen, en nog eens besparen. Dezelfde mensen bleven zitten, en de broodnodige nieuwe mensen die er wel in slaagden binnen te komen – na jarenlange onbetaalde stages en tijdelijke contracten – zag de werkdruk en -onzekerheid stijgen, terwijl hun loon hetzelfde bleef. Voor innovatie was weinig ruimte, laat staan voor reflectie over de toekomst op lange termijn. Urgente vraagstukken – zoals het diversifiëren en verjongen van zowel publiek als makers – kregen amper aandacht. Iedereen was te druk bezig met overleven, zo was te horen.

… en toen kwam Covid

Een decennium later sloeg de covid-pandemie toe. Opnieuw een crisis. Kunst en cultuur gingen twee jaar lang keer op keer als eersten op slot, of konden slechts in beperkte mate open. De extra overheidssteun was welkom, maar slechts een pleister op de gapende wonde. De reserves die in de magere jaren daarvoor werden opgebouwd, vlogen er doorheen. Het ziekteverzuim steeg. Én, waar de terugvallende bezoekerscijfers in de periode vóór de pandemie reeds alarmerend waren, vinden de meeste mensen nog steeds hun weg naar de theater-, muziek- en kunsthuizen niet. Plannen, we zijn het een beetje verleerd. 

De pandemie liet ook nog eens pijnlijk zien in welke precaire omstandigheden de makers en het personeel in kunst en cultuur werken. In Nederland is het aandeel van (schijn-)zelfstandigen in de kunst- en cultuursector disproportioneel groot. Maar liefst de helft werkt als freelancer, tegenover 12% in de gehele arbeidsmarkt. Het Nederlandse ministerie kondigde deze maand op Prinsjesdag aan om structureel 170 miljoen euro per jaar extra vrij te maken, om onder andere die doorgeslagen liberalisering van de arbeidsmarkt te corrigeren. Geen vooruitgang, slechts een correctie. Vlaanderen leert echter niet van de fouten in Nederland. Met het recente nieuws dat flexijobs in Vlaanderen worden uitgebreid naar de kunst- en cultuursector, en dat het treurige besluit om projectsubsidies voor cultuur in Antwerpen – een belangrijke impuls voor nieuwe makers – voor de komende drie jaar te schrappen, hangen de grijze wolken ook daar boven werkzekerheid en – stabiliteit in de toekomst.

… en toen stegen de energieprijzen

En nu, in 2022 wanneer de inflatie aan een recordtempo stijgt, en we massaal kreunen onder de hallucinante energieprijzen, zien de kunst- en cultuurhuizen –, die vaak in slecht geïsoleerde monumentale of verouderde panden gehuisvest zijn, of grote gebouwen moeten zien te verwarmen of verkoelen –, de zoveelste crisis op hun afkomen. Niemand is bereid om de hogere energielasten door te rekenen aan de bezoekers in de vorm van een duurder ticket. En terecht. Hoe toegankelijk zijn kunst en cultuur nog? Vorige maand stuurden de musea, bioscopen en theaters in Nederland een brandbrief naar het kabinet. Hoewel ‘smeekbede’ een geschikter woord zou zijn. De sector vroeg om ‘alle denkbare maatregelen’ in te zetten om te kunnen overleven. Opnieuw: overleven, overleven, en nog eens overleven.

Het crisis-narratief als momentum voor verandering? Helaas.

De kunst- en cultuursector verkeert al jaren in een quasi-permanente staat van crisis. ‘In de problemen’ zitten is een chronische toestand geworden. Je zou verwachten, dat net in momenten van crisis, er ook momentum is voor verandering. Een crisis vraagt immers om een directe handeling, een respons, een andere richting. Maar als crisis een constante is, loeren ook apathie, moedeloosheid en uitzichtloosheid op de hoek. Voor alternatieve voorstellingen van de toekomst voor de sector is geen ruimte. En daar wringt het schoentje. Het is dan immers gemakkelijk om complexe vraagstukken – zoals de hierboven genoemde diversifiëring en verjonging van publiek en makers – weg te schuiven, uit te stellen, te relativeren onder het mom van crisis. ‘Nu even niet! We zijn aan het overleven!’ De kunst- en cultuursector houden krampachtig vast aan dat beetje wat ze nu hebben, en verliezen daarmee voeling met jongeren en mensen van kleur. Daarmee houden ze vandaag iets in stand, wat morgen misschien al achterhaald is. Één blik op de demografie van de Lage Landen – dat steeds diverser en heterogener wordt –, weet je al: een nieuwe crisis is in de maak, de crisis van de leegte. Laat me toe dat kort toe te lichten. 

“Het verbeelden van een alternatieve werelden is nochtans van fundamenteel belang. Geen andere sector zou de daarvoor nodige creativiteit, originaliteit, experiment en verbeelding meer speelruimte kunnen geven dan kunst en cultuur.”

De toekomst is jong en divers, de cultuursector is dat niet

Vandaag is de gemiddelde cultuurliefhebber/-bezoeker relatief hoogopgeleid, middenklasse en hoger, wit, en niet jong. Wat is daar nu mis mee?, zou je denken. Met deze groep mensen an sich, niets. Welgekomen! Maar met de systematische uitsluitingsmechanismen in de sector die ervoor zorgen dat andere groepen de weg niet vinden, wel. Om die aan te pakken zijn structurele veranderingen nodig, die – ik wil het ook niet minimaliseren – wel degelijk tijd, aandacht en middelen nodig hebben. Maar vooral ook: een visie voor de toekomst en een bak lef om te investeren op de langere termijn. Dat wat ontbreekt in het huidige ‘crisistijdperk’.

De groep die de cultuursector nu nog aan de beademing houdt, zal kleiner worden. Vlaanderen en Nederland worden door vergrijzing ouder – (maar wat ben je met een ouder publiek, als er geen nieuwe jonge makers zijn, of ze geen interesse hebben wat deze jongeren maken?) –, de middenklasse slinkt zienderogen, en we worden etnisch-cultureel steeds heterogener en diverser. Hoe vind je die aansluiting met deze groepen, zodat makers kan werven en ondersteunen zodat je podia en filmdoeken niet leeg blijven, zodat je bezoekers en liefhebbers van kunst in de breedste zin van het woord kan trekken en je zalen en bezoekershallen niet leeglopen? Het zijn urgente vragen, waar ik amper reflectie en daadkracht bij zie. Te druk met overleven, is te horen. Crisis.

Het verbeelden van een alternatieve werelden is nochtans van fundamenteel belang. Geen andere sector zou de daarvoor nodige creativiteit, originaliteit, experiment en verbeelding meer speelruimte kunnen geven dan kunst en cultuur. Geen andere sector zou het crisis-narratief kunnen transformeren in iets wat lijkt op – ik durf het bijna niet luidop te zeggen – hoop.

Warda El-Kaddouri / foto © Dalal el Ouariachi

Wie is Warda?

Warda El-Kaddouri is doctor in letterkunde, journalist en docent aan de Universiteit Leiden. Ze schrijft onder andere voor De Groene Amsterdammer, en was redacteur bij rekto:verso. Ze woont momenteel in Amsterdam

Grensverleggende to do's & verhalen in je mailbox? Schrijf je in voor 1 of 2 nieuwsbrieven.